Criteria nieuwbouw

Uw bouwinitiatief is gelegen in een gebied waarvoor een welstandsbeoordeling noodzakelijk wordt geacht.

De welstandsbeoordeling wordt gebaseerd op onderstaande uitgangspunten en beoordelingscriteria.

Vergunningplichtige bouwactiviteiten aan objecten en/of in gebieden die niet genoemd zijn onder de paragrafen 5.2 tot en met 5.4 worden welstandsvrij. Uitgezonderd hiervan zijn echter nieuwe ruimtelijke ingrepen en ontwikkelingen in bestaand gebouwd gebied. Dit noemen we hierna ‘nieuwbouw’. Onder nieuwbouw verstaan we in deze nota:

  • het (her)oprichten van een hoofdgebouw;
  • een uitbreiding aan een woning of woongebouw van meer dan 300 m2;
  • een uitbreiding aan een niet-woongebouw van meer dan 1.500 m3;
  • het ingrijpend wijzigen (meer dan 50% van de oppervlakte) van een gebruiksfunctie en/of bouwlaag van de voorzijde van het hoofdgebouw

Onder een hoofdgebouw verstaan we (volgens de definitie van het Bor) een gebouw dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en dat voor die bestemming het belangrijkste is als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn.

Onder de voorzijde verstaan we de naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijde van een hoofdgebouw en de zijde(n) van een bouwwerk voor zover niet gelegen in het achtererfgebied als bedoeld in bijlage 1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (BBL).

Bij nieuwe ontwikkelingen in de bestaande bebouwde omgeving wordt van initiatiefnemers verlangd dat zij voor het bouwinitiatief een beeldkwaliteitsplan of beeldkwaliteitsparagraaf laten opstellen. Alleen wanneer voldaan wordt aan onderstaande randvoorwaarden, kan nieuwbouw worden voorgesteld zonder beeldkwaliteitsplan:

  • De nieuwbouw omvat maximaal twee grondgebonden woningen.
  • Er is voor het bouwinitiatief geen omgevingsplanwijziging nodig.
  • Het gebied heeft architectonisch en/of stedenbouwkundig geen directe relatie naar de aangrenzende omgeving. Voorbeelden hiervan zijn omsloten recreatieterreinen, percelen met (agrarische) bedrijfsbebouwing en omsloten bedrijvenlocaties.
  • De openbare betekenis van het bouwwerk of zijn omgeving is beperkt.
  • Schaal- en maatverhoudingen van de nieuwbouw doen de bestaande schaal- en maatverhouding van de directe omgeving geen geweld aan.
  • Het betrokken gebied wordt door de inrichting van het landschap en/of openbaar gebied voldoende afgeschermd van de directe omgeving.

Beoordelingscriteria nieuwbouw zonder beeldkwaliteitsplan

Uitgangspunt bij nieuwbouw is het zorgdragen voor een optimale stedenbouwkundige en architectonische inpassing. De stedenbouwkundige en architectonische samenhang staat bij elke ingreep voorop.

Situering
  • De bebouwing richt zich in haar situering en verschijningsvorm op de maat, de schaal en de structuur van de omgeving.
  • De panden staan met de voorgevel georiënteerd naar de straat, als deze zichtbaar zijn vanaf de straat.
  • Hoofdgebouwen staan aan de straatzijde, bijgebouwen hebben een ondergeschikte positie.
  • De ritmiek, de schaal en de hoogte van de bebouwing is afgestemd op die van de omgeving.
Massa en vorm
  • De hoofdvorm van de gebouwen is eenduidig.
  • Bij (vervangende) nieuwbouw conformeert het bouwwerk zich aan de bebouwing in de omgeving wat betreft massa en hoofdvorm.
  • Bestaande doorzichten worden gehandhaafd.
  • (Vervangende) nieuwbouw die een onderdeel vormt van een ensemble wordt afgestemd op het ensemble.
  • Bijgebouwen zijn in hoofdvorm en kap afgestemd op die van het hoofdgebouw.
  • Aanbouwen blijven onder of boven de lijn van de daklijst.
Kleurgebruik
  • Grotere vlakken tonen geen sterke kleurcontrasten.
  • De kleuren per gebouw moeten harmoniëren met elkaar.
  • De kleuren moeten passen bij de kleurstelling van de thematische inbreiding in zijn geheel.
Materiaalgebruik
  • De materiaalkeuze is eigentijds, maar doet geen afbreuk aan de directe omgevingskarakteristiek.
  • Grote vlakken hebben een structuur of onderverdeling
Aanvullende criteria voor een woning in het buitengebied
  • Bij renovatie en/of verbouwing moet de oorspronkelijke gevelopbouw worden gerespecteerd.
  • Bij renovatie en/of verbouwing moet het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik uitgangspunt zijn.
  • Bij nieuwbouw heeft het hoofdgebouw een enkelvoudige massa.
  • De hoofdvorm heeft een duidelijke kap en een dakbedekking, passend bij de landelijke architectuur, zoals gebakken donkere pannen.
  • Kappen hebben aan de gevels een duidelijke beëindiging met overstekken of gevelpan op de muur. De detaillering is eenvoudig en passend voor een landelijke omgeving.
  • Vermijd detailleringen die afbreuk doen aan de omgevingskarakteristiek en de landelijke architectuur.
Aanvullende criteria voor een (agrarisch) bedrijfsgebouw in het buitengebied
  • Specifiek voor agrarische bedrijven is de clustering van meerdere gebouwen (woonhuis, stallen, loodsen) op een bouwperceel. De positionering van deze gebouwen ten opzichte van elkaar heeft vaak een bedrijfsmatige achtergrond, maar is ook uit een oogpunt van de beleving van het complex een belangrijk uitgangspunt. Deze karakteristiek moet worden gerespecteerd.
  • (Agrarische) bedrijfsgebouwen moeten achter de woning worden gesitueerd.
  • De hoofdvormen moeten bestaan uit enkelvoudige bebouwingsmassa’s met duidelijke kappen.
  • De bouwhoogte is aangepast en past in het landschap. (Agrarische) bedrijfsgebouwen zijn visueel opgebouwd uit één laag met een kap.
  • De kapvorm van de bebouwing bestaat uit een zadeldak of een afgeleide van dit daktype. In ieder geval sluit de kapvorm aan op het bestaande dak en het landschap.
  • Grote vlakken moeten een structuur of onderverdeling hebben.
  • Grote lengtes van gebouwen moeten door materialen kleurgebruik geleed zijn.
  • Glas, spiegelende oppervlakken, kunststof en trespa mogen niet worden toegepast.
  • Gevels van de (agrarische) bedrijfsgebouwen zijn opgebouwd uit één of een combinatie van de volgende materialen: geprofileerde staalplaat (golfplaat of damwandprofiel), baksteen, houten delen. als geprofileerde stalen platen worden toegepast, moet voor alle gevelvlakken van de bedrijfsgebouwen die tot één cluster behoren ofwel een verticale richting, ofwel een horizontale richting worden toegepast.
  • Daken van de (agrarische) bedrijfsgebouwen zijn opgebouwd uit één of een combinatie van de volgende materialen: geprofileerd stalen plaat (golfplaat of damwandprofiel), dakpannen.
  • De kleuren van de (agrarische) bedrijfsgebouwen moeten afgestemd zijn op de karakteristiek van het landschap. Grijsgroen voor gevels en daken in het geval van een geprofileerde stalen plaat, baksteen (donker)rood, houten delen donkergroen of zwart.
  • Grote vlakken mogen geen sterke kleurcontrasten tonen.